Hét Paradijs. Hij kuierde verder en ging af op het geluid van stemmen, een eindje verderop. Daar zag hij de kroon der schepping bezig in Genesis 3:6, onder de boom van Kennis van Goed & Kwaad. Ze reikte naar een tweede laaghangende vrucht, de eerste had ze net haar man gegeven, toen ze de Potsenmaker in de gaten kreeg. Ze rekte zich nog wat bevalliger en lomer uit naar de vrucht want ze hield ervan om gezien en opgemerkt te worden. En al was dit Hét Paradijs, veel publiek had de kroon der schepping niet om zich in te verheugen. Maar ze was blij met deze veronderstelde bewonderaar en genoot van haar moment.
”Ceci n ‘est pas Granny Smith,” lispelde de slang die wist welke pots de Potsenmaker wilde maken en gaf hem een vette knipoog*, met zijn kin naar de vrouw wijzend. De Potsenmaker kwam bij haar staan, beantwoordde haar glimlach en zei met gedragen stem, terwijl hij omhoog keek: ”MOOIE APPELS.” Dat had hij niet moeten doen. De kroon der schepping voelde zich zwaar over het hoofdje gezien en sloeg onmiddellijk terug. Haar lieflijke gezichtje verstrakte, de glimlachende ogen verkilden terwijl ze een onrijpe vrucht van de tak trok en die hard op het voorhoofd van de Potsenmaker deed belanden. Deze sloeg stijl achterover en bleef versuft liggen. Zo kwam het kwaad in de wereld.
“Is er iets, Eef’, vroeg haar man met de mond vol vruchtvlees, ‘Je gooit die vent een vrucht die ze later een appel zullen noemen tegen het hoofd en nog een heel groene ook!”
” Ik voel me even goed kwaad’, bitste zijn vrouw. Je kon zo merken dat ze dat Goed & Kwaad-gedoe nog niet helemaal in de vingers had. Ze pakte de Potsenmaker bij één been en trok hem weg, de Oostelijke poort van Hét Paradijs uit. Daar liet ze haar ondankbare publiek East of Eden liggen en ging zelf weer naar binnen, sloot de poort en deed de balk ervoor. “Ziezo”,sprak ze ferm, “Opgeruimd staat netjes.” Aldus pogend het gevoel van krenking te neutraliseren en het kwaad buiten Hét Paradijs te houden. Qua effectiviteit twijfelachtig en ethisch en esthetisch niet om over naar huis te schrijven.
“Ik weet het niet hoor Eef, het is zo goed zo kwaad wat je doet; je krijgt hier vast gedonder mee.” neuzelde haar man en spuugde een pit in de beek. Adam voorzag in zijn heldere moment dat de mensheid nog heel lang haar geschillen op deze kordate manier zou pogen op te lossen, in navolging van moeder Eefje. Goed & Kwaad is duidelijk een precaire aangelegenheid.
Aan de andere kant van de poort kwam de Potsenmaker overeind, schudde zijn hoofd en mompelde: “Nu heb ik het toch even goed te kwaad met mezelf. Alles wordt minder, ook Hét Paradijs is niet meer wat het geweest is.” Maar hij vermande zich en stond op.
“Het is maar wat je er zelf van maakt.”, merkte hij wijsgerig op tegen niemand in het bijzonder.
“Als ik een beetje doorloop ben ik vrijdagmiddag weer thuis en kan ik het gras nog even maaien voor het weekend”. Dat monterde hem op en welgemoed zette hij de pas erin en humde met z’n diepe bariton een welluidend wijsje.
Aldus is in een grijs verleden opgetekend door Rebbe Potz, in zijn boek: ‘Wat er werkelijk gebeurde in Genesis en andere onwaarschijnlijke verhalen die niet vergeten mogen worden.’
*Er zijn slimmeriken die zeggen dat de slang niet kan hebben geknipoogd, want een slang heeft geen oogleden. Rebbe Potz zei in een commentaar daarop dat een slang die kan praten vast ook wel kan knipogen, en sloot vervolgens het boek.
De naam Eden stamt van het oude woord verleheden, waarmee een oertijd wordt bedoeld waarin de tijd als zodanig nog niet bestond. Een voortijdige tijd zou je kunnen zeggen, waarin verleden, heden en toekomst nog één waren, door sommigen gezien als paradijslijk.
Augustus 2016